Hardloopblessures bij vrouwen

29 juni 2016

De risicofactoren betreffen:

  • een gebrek aan hardloopervaring,
  • hoger BMI,
  • eerdere deelname in sporten zonder axiale belasting,
  • een grotere naviculaire drop.

Andere risicofactoren bij vrouwen die trainden voor een 10 km race waren: 1x per week trainen, ouder dan 50 jaar en rennen op schoenen die 4 tot 6 maanden oud waren. Ook het trainen op een betonnen ondergrond leek een risicofactor te zijn, net als een beperkte extensie van metacarpale I. Aangezien een hallux valgus en hallux rigidus vaker voorkomen bij vrouwen dan mannen is een beperkte beweeglijkheid van MTP1 bij vrouwen een grotere risicofactor voor een blessure.

In deze prospectieve cohort studie hadden de auteurs als doel om meer te weten te komen over specifieke voorspellers voor hardloopblessures en risicofactoren vast te stellen. Meer kennis over de risicofactoren kan fysiotherapeuten helpen meer gericht preventie strategieën in te zetten.

Methode

Vrouwen die in 2013 in Nijmegen aan de 5 of 10 kilometer van de Marikenloop meededen kwamen in aanmerking voor inclusie. In de vragenlijst bij baseline verzamelden de onderzoekers informatie over eerdere blessures, hardlooproutines, type ondergrond, schoeisel en deelname aan andere sporten. De eerste vragenlijst kregen de deelnemers 8 weken voor de Marikenloop, en de laatste 4 weken erna.
De naviculaire drop en extensie van MTPI werden gemeten. Een hardloop gerelateerde blessure werd gedefinieerd als een pijn aan de onderrug en/of de onderste extremiteit, die gerelateerd was aan het hardlopen en verhinderde om te rennen gedurende tenminste 1 dag.

Resultaten

Er werden 433 vrouwen geïncludeerd met een gemiddelde leeftijd van 38,6 jaar. 417 deelnemers vulden tenminste 1 follow-up vragenlijst in. Van deze 417 kregen er 93 een blessure, met een totaal van 109 blessures. Deze blessures ontstonden voor in de heup/lies regio en het onderbeen bij de 5 kilometer lopers. De knie was de meest genoemde locatie bij 10 kilometer lopers. De mensen die uiteindelijk niet deelnamen aan de Marikenloop rapporteerden vooral blessures aan het bovenbeen, knie en enkel. Het enige significante verschil tussen mensen die 5 km of 10 km liepen was het aantal knieblessures in deze groepen: respectievelijk 3 versus 15.
Een wekelijkse afstand van ≥ 30 km en een eerdere hardloopblessure langer dan 12 maanden geleden, waren significant geassocieerd met het ontstaan van een blessure. Ook BMI bleek in de bivariate analyse een risicofactor.

Opmerkingen samenvatter

Ongeveer een kwart van de vrouwen rapporteerden een hardloopblessure waarbij men minimaal 1 dag niet kon rennen. De auteurs kunnen niet verklaren waarom bij 5 km lopers de blessures vooral in de lies/heup regio voorkomen en bij 10 km lopers voornamelijk in de knie. Een kanttekening is wel dat alle blessures zelf-gerapporteerd waren, zodat er geen onderscheid gemaakt kon worden tussen heup en lies. De overige factoren (waaronder ondergrond, schoeisel en de twee fysieke testen) werden in dit onderzoek niet aangemerkt als risicofactoren.

Bron: van der Worp, M.P., de Wijer, A,. van Cingel, R., Verbeek, A.L., Nijhuis-van der Sanden, M.W., Staal, J.B. (2016). The 5- or 10-km Marikenloop Run A Prospective Study of the Etiology of Running-Related Injuries in Women. J Orthop Sports Phys Ther. Jun;46(6):462-70.

Gerelateerd:


« terug naar het overzicht