Heup- en bekkenklachten

02 augustus 2012

Heup- en bekkenklachten komen in alle leeftijden en zowel bij mannen als bij (zwangere) vrouwen voor. Klachten van het heupgewricht worden meestal in de lies aangegeven. Bij bijvoorbeeld arthrose (slijtage) in het heupgewricht is dit de meest voorkomende klacht. Bekkenklachten kunnen gevoeld worden aan de voorzijde bij het schaambot, aan de zijkanten (in niet medische kringen wordt dit vaak met het woord “heupen” aangegeven) of heel laag onderaan de rug. De volgende symptomen kunnen ook duiden op heup-/ bekkenproblematiek:

  • Lage rugpijn met uitstraling (meestal aan een zijde) in de buik, lies of bilregio. Soms uitstraling tot aan de knie. De klachten kunnen wisselend aangegeven worden bij het lopen, zitten, staan of liggen (meestal ruglig).
  • Pijn ter hoogte van de heup wanneer je op deze zijde ligt. De oorzaak van deze pijn is vaak een te gespannen spier, een indirect gevolg van heup/ bekkenklachten.

De Orthopedisch Manueel Therapeut ziet heup/bekken/onderrug als eenheid en noemt het het LBH systeem. Heup/bekken worden gezien als de basis van de gehele wervelkolom. Bewegingsherstel van het heup- en bekkengebied wordt gedaan voordat eventuele verdere behandeling van de rug of de nek wordt ingezet.

Onderzoek

Bij het OMT onderzoek wordt het LBH systeem geheel onderzocht. Het LBH systeem bestaat uit de Lenden- wervelkolom (LWK), Bekken (B)en de Heup (H). Er kan geen beweging zijn in de heup zonder dat het bekken en LWK mee bewegen en visa versa. Dit denken in systemen van bewegingspatronen wordt het ketendenken van de Orthopedisch Manueel Therapeut genoemd. In eerste instantie worden de gewrichten onderzocht op eventuele bewegingsbeperkingen of aanwezige instabiliteit. Daarna volgt het spieronderzoek. Na het spieronderzoek volgt het onderzoek naar zenuwstructuren

Behandeling

Er zijn vele aandoeningen van de heup- en bekkengewrichten. Bij arthrose in het heupgewricht heeft de orthopedisch manuele therapie als meerwaarde dat een specifieke tractiemobilisatie techniek de beweeglijkheid kan verbeteren en een eventuele operatie kan uitstellen. Sommige zijn aangeboren en vereisen chirurgische aanpak en oefentherapie. Andere aandoeningen ontstaan later in het leven. Soms spontaan, soms na een trauma, tijdens zwangerschap of bevalling, of na overbelasting. De OMT-er vraagt om specialistisch onderzoek wanneer het OMT-onderzoek daar aanleiding voor geeft. Afhankelijk van de medische diagnose en de bevindingen uit het OMT-onderzoek wordt de behandeling ingezet. De behandeling bestaat uit het herstellen van bewegingsbeperkingen van stijve gewrichten en het trainen van stabiliserende spierketens bij overmatige beweeglijkheid van andere gewrichten. De patiënt krijgt een oefenprogramma mee voor thuis en houdingsverbeterende en ergonomische adviezen.


Paul Klaver schrijft regelmatig een column in het weekblad "Almere deze week".


« terug naar het nieuwsoverzicht